Kasjmierwol uit Changthang.
Toen in de 17de eeuw Ladakh partij koos voor Bhutan in een conflict
met Tibet, stuurde de 5de Dalai Lama een strafexpeditie bestaande uit
Mongoolse en Tibetaanse huurlingen naar het koninkrijk Ladakh. De koning
van Ladakh Deldan Namgyal riep de hulp in van de Moghol van Delhi. Die
beloofde dat de maharajah van Kashmir de Ladakhi militaire steun zou
verlenen op voorwaarde dat de koning zich bekeerde tot de islam, zijn
zoon in ballingschap stuurde naar Srinagar en Kashmir het monopolie
verkreeg in de handel van pashm. Het Mongoolse invasieleger werd verslagen
en koning Deldan noemde zich vanaf dan Akibat Mahmut Khan. Sinds het
handelsverdrag uit 1684 tussen de maharajah van Kashmir en koningen
van Ladakh hebben wolhandelaars uit Kashmir het monopolie op pashm,
de wol van de Kasjmier of Pashmina-geit. Deze geit, de changra geit
in het Ladakhi, leeft o.a. in het onherbergzame oostelijk deel van de
deelstaat Jammu & Kashmir, Ladakh, bijgenaamd “Klein-Tibet.
In het oostelijk deel van Ladakh tegen de Chinese grens ligt het Chanthang
plateau waar de Changpa of Khampas, nomaden van Tibetaanse afkomst met
hun kudden yak, schapen en geiten thuis zijn. De winters op dit plateau
tot 4500 meter hoogte zijn streng en duren lang. De Pashmina-geit levert
jaarlijks 200 gram pashm op, het fijne wol dat éénmaal
geweven wereldberoemd is als pashmina of kasjmierwol. Daarvoor krijgen
de Changpa ongeveer 4 € per jaar per geit. 95% van deze wol gaat
naar wolhandelaars van Kashmir waar het geweven wordt tot kledingstukken.
Vandaar ook de naam “kasjmier-wol” want de echte naam deze
wol is pashmina wat het Perzisch is voor “zeer fijne wol”.
Het bestuur van Ladakh probeert al decennia het monopolie van de handelaars
uit Kashmir te doorbreken maar de invloed van de wolhandelaars bij de
regering van de deelstaat Jammu & Kashmir is groter. Zelfs met de
hulp van de centrale Indiase overheid in Delhi is er nog geen vooruitgang
geboekt. De prijzen voor de wol in het naburige Tibet, China en elders
liggen hoger maar door het monopolie van op de wol van de Pashmina-geit,
zijn de Changpa verplicht hun wol te verkopen aan Kashmiri. Bovendien
is grens met China hermetisch gesloten. Sinds de grensoorlog tussen
China en India in 1962 valt de Aksai Chin onder Chinees bestuur en is
de verstandhouding tussen beide buurlanden niet al te best. De nomaden
van Changthang zijn de armste bevolkingsgroep van India. Door het sluiten
met de grens met China zijn hun weidelanden beperkt in omvang. Tijdens
de winter daalt de temperatuur hier tot – 30 °C en zijn alle
waterbronnen, rivieren en meren bevroren. Om aan water te geraken moet
men sneeuw smelten. Op deze hoogte groeit ook nauwelijks iets. Gelukkig
kan men gedroogde geitenkeutels als brandstof gebruiken. Ondanks het
vuurtje blijft het ijzig koud in de rebo, de tent gemaakt van wol van
de yak. Hoewel het einde maart is zijn de twee bergmeren Tso Kar en
Tso Moriri nog steeds bevroren. Tso Kar, het witte meer, heeft zijn
naam niet gestolen. De zwarte yaks op het witte ijs met besneeuwde bergtoppen
op de achtergrond maken het plaatje compleet. Ik logeer in een nederzetting
halverwege de twee meren. Op de leerkrachten en hun leerlingen na is
de nederzetting bijna verlaten. Volgens de Indiase leerkrachten zijn
alle leerlingen, sommige nog geen 3 jaar oud, kinderen van Tibetaanse
vluchtelingen die zich na de bezetting van Tibet door China in de regio
hebben gevestigd. Hun ouders beseffen het belang van onderwijs en laten
hun kinderen achter in het internaat terwijl zij met kun schapen, yak
en Pashmina-geiten hogergelegen graaslanden opzoeken. Enkele malen per
jaar bezoeken ze hun kinderen in de school. Ook voor de leerkrachten
die door de overheid naar deze uithoek van hun staat zijn gestuurd om
les te geven is het leven hard. Ook zij leven hier maandenlang afgesloten
van de buitenwereld. De meeste leerkrachten zijn vrouwen die hun kinderen
mee naar het “het werk” brengen. De Changpa die al eeuwenlang
het Changthang plateau bevolken, zien de noodzaak van onderwijs niet
in. De kinderen blijven bij hun families en volgen de kudden op zoek
naar water en graaslanden. Zij zullen misschien wel alles weten van
geiten, schapen, yak en herdershonden, maar lezen, schrijven of de 21ste
eeuw is een ander paar mouwen.
Karl Deckers